donderdag 26 april 2012

Een internationale gedachtewisseling tussen Nederland en Australië over de aard en positie van het beroep van de Social Worker


Opdracht 3: Een internationale gedachtewisseling over de aard en positie van het beroep en commentaar hierop

Inleiding
In het kader van de Internationaliseringsweek, georganiseerd vanuit de Hogeschool Rotterdam opleiding Maatschappelijk werk en Dienstverlening open ik hierbij mijn blogpost. De afgelopen week (23-04-2012 tot 27-04-2012) heb ik mij verdiept in het Australisch maatschappelijk werk en de bijbehorende code en werkwijze. Via een internationale connectie
(social media: Facebook) met een Nederlandse maatschappelijk werker, die stage heeft gelopen in Sydney bij een Joodse welzijnsorganisatie, heb ik mij kunnen verdiepen in zowel het continent Australië, als in de visie van de respondent. Het maken van dit contact was niet eenvoudig en ik ben dan ook zeer verheugd dat het dan toch is gelukt! Momenteel verblijft mijn respondent niet meer in Australië maar is woonachtig Ierland.

Door middel van een interview heb ik van visie gewisseld met mijn respondent. Het interview bestond uit drie onderdelen, namelijk: 1. Persoonlijke professionaliteit, 2 Normatieve professionaliteit en 3 Instrumentele professionaliteit. In deze onderdelen heb ik onderscheid gemaakt tussen: Persoonlijke beweegredenen, persoonlijke knelpunten in het hulpverleningsproces, het ontstaan en voortbestaan van de levensbeschouwelijke visie en tot slot de geraadpleegde instrumenten om tot hulpverlening te komen.

Samenvattend kan ik concluderen dat de overeenkomsten van het eerste onderdeel, persoonlijke visie vooral raakvlakken had met betrekking tot de doelgroep. Beiden hebben we tijdens onze stageperiode van tien maanden, ervoor gekozen om te werken met een in onze ogen: specialistische doelgroep. Mijn respondent heeft gewerkt met zowel psychiatrische cliënten als met AMW cliënten. Ik daarentegen, heb gewerkt met AMA’s (alleenstaande minderjarige asielzoekers) Mijn respondent en ik waren beiden van mening dat deze doelgroepen vanuit de opleiding, weinig is ondersteund. Er wordt vanuit de opleiding een breed scala aan vakken aangeboden maar met betrekking tot in dit geval, de psychiatrische patiënten en vluchtelingen, is de inhoud summier te noemen. Als tweede onderdeel in het interview volgt de normatieve opvatting. Ook hier zijn geen significante verschillen te ontdekken. Beiden waren wij van mening dat het perfecte leven niet bestaat maar dat cliënten in samenwerking met hun omgeving, moeten streven naar een zo menswaardig mogelijk leven. Tot slot het instrumentele gebied. Mijn respondent was van mening dat Australië qua methodieken en technieken wat achter loopt op Nederland. Mijn respondent heeft zich, bij gebrek aan ander materiaal zich tijdens de stageperiode dan ook voornamelijk gericht op het boek van de Gereedschapskist van Herman de Mönnink. Ik heb daarentegen tijdens mijn stageperiode wel kunnen werken met een specialistische methodiek genaamd: Jong en Onderweg.

Tot zover deze inleiding over het interview. Graag wil ik u verder verwijzen naar het onderstaande verslag wat inhoudelijk een goed en breed beeld geeft over de gedachtewisseling.



Inleiding Interview

Het onderstaande interview is verdeeld in drie onderdelen: persoonlijke professionaliteit, normatieve professionaliteit en instrumentele professionaliteit. Door middel van acht vragen heb ik een breed beeld kunnen krijgen van zowel de werkwijze en persoonlijke affiniteit van de respondent. Via Facebook ben ik in contact gekomen met de respondent. Hierbij vermeld ik dat de desbetreffende respondent de Nederlandse nationaliteit heeft en voor een periode van tien maanden, stage heeft gelopen in Australië. Momenteel is de respondent afgestudeerd als maatschappelijk werker en woonachtig in Ierland.
Tot slot over de inhoud van het interview: De antwoorden waar een – voor staat, vertegenwoordigt de respondent. Mijn gegeven antwoorden op het verhaal van de respondent is weergegeven door een * en de schuingedrukte opmaak.

I. Persoonlijke professionaliteit


Vraag 1: Wat kun je me vertellen over je werkzaamheden die je hebt moeten verrichten in Australië? Hiermee bedoel ik waar, hoe en hoelang?
- Ik heb voor 10 maanden stage gelopen bij een Joodse welzijnsorganisatie. Genaamd [1]Jewish Care.  Dit was in Sydney Australië. De organisatie zelf was alleen gericht op de Joodse gemeenschap en gezien dit een brede maar niet al te grote organisatie is, stond ik met meerde doelgroepen in contact. Hoofdzakelijk werkte ik op de afdeling Family services (vergelijkbaar met standaard counseling/ algemeen maatschappelijk werk) en Mental Health (cliënten met een psychische of psychiatrische stoornis)
De werkzaamheden waren zeer variërend. Het ging bij Family Services vooral om counseling. De één op één gesprekken, zeg maar de psychosociale/praktisch materiële hulpverlening waarbij cliënten hoofdzakelijk op psychosociaal vlak zelf het overzicht over de problemen kwijt waren geraakt en ook hun draagkracht en netwerk verzwakt was. Het doel was om alles te ontrafelen, inventariseren, een overzicht bieden en het vergroten van de zelfredzaamheid van de cliënt. Daarnaast was het van belang je samen met de cliënt op zoek ging naar praktisch materiële oplossingen. Vaak kwam het dan al snel neer om hen zelf de juiste richting op te sturen.
Met de Mental Health groep ging het er vooral om structuur aan te brengen in het dagelijkse leven van de cliënt. Hier kon het om zeer praktische zaken gaan, zoals de cliënt ergens letterlijk mee naar toe nemen, activiteiten organiseren en een stukje psychosociale hulpverlening/ondersteuning. Echter dit was zeer cliënt afhankelijk.

* Ik heb stage gelopen bij Stichting Nidos, een jeugdvluchtelingenorganisatie voor AMA’s (Alleenstaande minderjarige asielzoekers) Andere benaming die je wellicht meer zegt, als je stichting Nidos niet kent, is gezinsvoogdij. Ik ben dus voogdstagiaire geweest voor de periode van tien maanden. Mijn werkzaamheden bevatten ook één op één gesprekken net als jij maar zeer zeker ook het vergroten van de zelfredzaamheid van de pupil (zo noemden wij onze cliënten) Deze zelfredzaamheid was van erg groot belang aangezien de pupil tot zijn of haar 18e jaar onder voogdij stond en hierna zelfstandig een plaats moest zien te verkrijgen in de maatschappij.

Vraag 2: Wat waren jouw persoonlijke beweegredenen om te werken met deze doelgroep?
- Mijn persoonlijke beweegreden om te werken met deze doelgroep(en) waren niet zo zeer gericht op de doelgroep specifiek maar hoofdzakelijk op het feit dat het een brede organisatie is waar ik meerdere richtingen en doelgroepen zou tegen komen. Bij Family Services zou ik het basis maatschappelijk werk tegenkomen, zoals je die op school meekrijgt.
Mental Health, was meer een onbekend terrein en dus ook zeer interessant aangezien ik van mening was dat je hier maar weinig praktijk over mee krijgt op school

* Mijn persoonlijke beweegredenen waren wel doelgroep gericht. Voor mijn stage bij Stichting Nidos heb ik meerdere malen stage gelopen bij het vluchtelingenwerk. Dit was op vrijwillige basis en ik wilde graag de stap maken naar de hulpverlening binnen het gedwongen kader met behoud van de doelgroep. Stichting Nidos kon mij dit bieden en zo sloeg ik twee vliegen in één klap. Het werken met andere culturen fascineert mij enorm. Dit mede doordat ik zelf ‘gemengd’ bloed heb en belang hecht aan beiden culturen. Hiermee bedoel ik zowel de Nederlandse als de Indische.
Het basis maatschappelijk werk ben ik in mijn functie niet echt tegengekomen en ik deel de mening dat juist de specialistische kanten van de hulpverlening erg interessant zijn en dat school tekort schiet in dit aanbod. Zeker wanneer ik spreek over AMA’s, vluchtelingen en overige culturen zoals de Joodse waarmee jij hebt gewerkt. Dit vind ik jammer, zeker in een multiculturele samenleving waarin we leven.

Vraag 3: Was je binnen deze genoemde persoonlijke beweegredenen meer persoons, maatschappelijk of situationeel gericht en beargumenteer deze.
- De beweegreden waren voor mij vooral situationeel en persoonsgericht. Ik ben namelijk van mening dat op school men hoofdzakelijk slechts kijkt naar het algemene (basis) maatschappelijk werk. Echter naar meer specifieke hulpverlening zoals Mental Health wordt haast niet gekeken gezien ik ook geïnteresseerd ben in het voor ons vrij “onbekende” gedeelte van het maatschappelijk werk. Daarnaast wil ik breed opgeleid zijn en niet slecht op één specifiek gebied. Je hebt tenslotte uiteindelijk een diploma Social Work en dat is meer dan het gebied algemeen maatschappelijk werk. Hoe breder je opgeleid bent hoe meer kansen in mijn optiek. Daarnaast kom je er op deze manier ook achter of bepaalde vlakken/doelgroepen van het maatschappelijk werk wel of niet bij je past

* In mijn positie als voogdstagiaire diende ik alle drie de richtingen te gebruiken. Enerzijds heb je een functie te vervullen die is opgelegd door Justitie en anderzijds dien je een werkrelatie met je jongere aan te gaan en fungeer je veelvuldig voor deze jongere als voorbeeldfunctie. Uiteindelijk is het mede mijn verantwoordelijkheid dat ik een sterkte, zelfredzame jongere aflever aan de Nederlandse maatschappij.

Vraag 4: Wat zijn voor jou persoonlijk de knelpunten of moeilijkheden in het werken met deze doelgroep geweest, in relatie tot je eerder genoemde persoonlijke beweegredenen?

- De Joodse doelgroep zelf daar kwam ik niet zozeer veel knelpunten tegen. Het is meer dat het een voor mij onbekende gebruiken met zich meebracht als geloofsovertuiging die men had, dit aangezien ik zelf totaal niet gelovig ben opgevoed. Ik ben sta vrij open voor normen en waarden en de daar bij horende gebruiken zolang het niet te veel botst of mensen schaad. Het geloof drukte niet zeer op de hulpverlening zelf, het was voor men meer een beweegreden om elkaar te helpen.
 Moeilijkheden/knelpunten met vooral Mental Health is dat het bij deze doelgroep lastig is om een constante structuur te creëren waaraan cliënten zich vast kunnen houden. Terugval of weinig doorzettingsvermogen aan de cliënt zijn kant is iets wat vrij gewoon is. Hierin wilde ik soms te snel grote stappen maken met de cliënt. Zelf wil je al snel een ideaal beeld voor iemand schetsen aangezien die vanuit je eigen normen en waarden als ideaal wordt gezien en je er ook vanuit gaat dat je die vaak redelijk snel kan overbrengen bij een gemotiveerde en doorzettende cliënt. Echter op dat gebied blijf je teveel bij jezelf. Je dient vooral bij deze doelgroep de cliënt echt als een uniek individu te zien en bij deze doelgroep hoeft de situatie vaak niet zozeer voor de cliënt zelf veranderen.

* De diversiteit van culturen vond ik erg inspirerend en ik heb hier dan ook veel van geleerd. Ik herken het aspect goed van de onbekende gebruiken en geloofsovertuigingen. Ik ben ook van mening dat je juist deze dient te accepteren van je cliënten, wil je echt oprecht contact met hen opbouwen. Ook herken ik het voorbeeld heel erg goed van de voorbeeldfunctie. Ik denk dat ‘wij’ Nederlanders (als we even mogen generaliseren) vanuit onze Nederlandse normen en waarden al snel (hoe goedbedoeld ook) het wel even vooral snel willen laten zien. Dit werkt echter niet, blijkt uit mijn ervaring. Soms moest ik dingen wel tien keer uitleggen en dan nog bleef de helft van de informatie hangen. Ook vind ik het mooi om de vergelijking te maken tussen gedwongen en vrijwillige hulpverlening. Je spreekt over een gemotiveerde en doorzettende cliënt, dit is eigenlijk dé ideale cliënt. Maar ook ik, binnen het gedwongen kader heb veelal te maken gehad met een gedemotiveerde en niet doorzettende cliënt. Vaak zaten de pupillen helemaal niet op mij te wachten, ze redden het prima zo. Het enige verschil is dat ze bij jou geen verplichting hadden tot hulpverlening en bij mij wel. De vraag die hieruit voortvloeit, is dan ook hoe vrijwillig is vrijwillige hulpverlening eigenlijk, is alles niet gedwongen?

II. Normatieve professionaliteit

Vraag 5: Vanuit welke levensbeschouwelijke uitgangspunten en beweegredenen functioneer je als hulpverlener?

- Ik vind het belangrijk dat iedereen vooral tot zijn recht komt in de samenleving, gemeenschap en het persoonlijke welzijn, het gaat mij dan niet zozeer om dat iedereen een perfect leven heeft. Maar dat men een zo menswaardig mogelijk leven heeft en hoe de cliënt en ook de maatschappij deze verlangd.

* Ik ben het zeer met je uitspraak eens dat één ieder tot zijn recht mag en moet komen, hoe dan ook, op welke manier dan ook. Maar wat vond ik dat soms een uitdaging! Ik bedoel mede door het dwingende karakter van de voogdij, leg je de normen op aan je pupil en diens omgeving. Ik probeerde altijd de balans op te maken tussen wat jij ook noemt: het respecteren dat mensen genoegen nemen met veel minder en het waarderen hoe ze het toch maar mooi redden en hiermee gelukkig zijn.

Vraag 6: Hoe zijn deze levensbeschouwelijke uitgangspunten en/of beweegredenen ontstaan en zijn deze in de loop der tijd verandert/bijgesteld?
- Deze beweegreden en levensbeschouwelijke uitgangspunten zijn vooral iets die ik met opvoeding, scholing, ervaring, interesses, de Nederlandse cultuur met zijn normen, waarden en gebruiken mee heb mee gekregen. Tenslotte alle informatie, invloeden en ervaringen die je in je leven mee krijgt vormen jouw opvattingen. Dit is dan ook iets wat constant een beetje meer bijstelt. Zo ik dus ook tijdens mijn stage waar je dan ook weer beïnvloed wordt.
* Mijn levensbeschouwelijke opvattingen zijn net als die van jou ontstaan uit de opvoeding die ik heb gekregen. Ik heb een Nederlandse vader en een Indische moeder. Echter was de opvoeding hoofdzakelijk Nederlands gericht met respect voor de Indische normen en waarden. Vooral gastvrijheid, beleefdheidsvormen en respect voor eten vind ik een Indische kwaliteit. Tijdens het proces van volwassenwording ben ik met steeds meer culturen in aanraking gekomen maar heb mijn levensbeschouwelijke beweegredenen niet veranderd, wel bijgesteld. Ik denk dat dit voornamelijk ook te maken heeft met de natuurlijke levensloop van het proces van volwassen wording.

III. Instrumentele professionaliteit


Vraag 7: Op welke manier (methodiek) heb je, binnen de instelling/organisatie waarin je werkte je hulpverleningsdoelen vormgegeven?
- Ik heb vooral geprobeerd de methodieken vanuit de Mönnink[2] te gebruiken. Dit gezien deze overzichtelijker en gestructureerder zijn. In Australië had ik niet de indruk dat men een boek zoals de Mönnink gebruikte.
 * Interessante opmerking dat jij niet de indruk had dat ze in Australië een boek zoals de Mönnink hadden. Zeker gezien de grootte van het continent. Echter moet ik ook toegeven dat ik binnen mijn stageperiode weinig gebruik heb gemaakt van de Mönnink. Dit mede doordat ik van mening ben dat het boek voornamelijk ‘wit’ is geschreven en geen enkele methoden of technieken worden beschreven die gerelateerd zijn aan etnische minderheden en/of vluchtelingen. Dit vind ik een grote tekortkoming, zeker gezien de huidige samenlevingsvormen anno 2012.

Vraag 8: Zijn er situaties waarin je hebt af moeten wijken van deze meest toegepaste manier (methodiek) en kun je deze toelichten?
- In Australië is men vrij conservatief ingesteld in het maatschappelijk werk, men loopt dan ook wat achter op Europa gezien de methodieken, men wil soms vergeleken met Nederland dingen snel uit handen van de cliënt nemen en deze praktisch oplossen. Echter cliënten hebben op de manier een terugval. Deze wijze en visie komen vaak van bovenaf(manager) en hoe de manager het ziet zo dient het team ook te werken. De methodieken zijn soms wat ouderwets.

* Dit had ik totaal niet verwacht, dat Australië  'een beetje achterloopt', zoals je het zelf omschrijft. Zeker in Nederland werken we voornamelijk vanuit het begrip van ‘empowerment’ Echter werkte ik dan niet veel met de Mönnink, stichting Nidos had gelukkig wel een ander methodisch boek genaamd [3]Jong en Onderweg. Dit boek gaf handvatten en inzichten in het hulpverleningsproces met AMA’s en hun omgeving. Echter bevatte ook dit boek geen specifieke technieken. Tot slot geldt ook op de doelgroep van AMA’s dat het heel erg lastig kunt zijn voor iemand die bijna niet de Nederlandse taal beheerst om dan in te zetten op empowerment. Simpelweg je plaats zien te vinden in de Nederlandse maatschappij en een status verkrijgen, zijn in hun ogen een (terechte) eerste prioriteit.



[1]  Website  Jewish care (2012). Beschikbaar http://www.jewishcare.com.au/ Geraadpleegd op 26 april 2012
[2] Mönnink, H. (2004) De gereedschapskist van de maatschappelijk werker. Maarssen. Elsevier gezondheidszorg
[3] Hout van A. en Spinder S. (2008) Jong en Onderweg. Utrecht. Van de Garde/Jémé, Eindhoven

Geen opmerkingen:

Een reactie posten